Nieuw B.V.-recht

Het oude B.V.-recht kende behoorlijk wat beperkingen, zoals de verplichte kapitaalstorting en (tot 2011) het preventieve toezicht van het Ministerie van Justitie. 

In het nieuwe B.V.-recht is op een rigoureuze manier afgerekend met het oude weinig flexibele B.V.-recht. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste wijzigingen.

 

De aandelen

Het aandeel is een bewijs dat iemand recht heeft op een deel van het vermogen van een onderneming. Het recht om vergaderingen bij te wonen en daar te stemmen én het recht op een deel van de winst en het liquidatiesaldo. Dit verandert onder het nieuwe recht. Het aandeel blijft een bewijs van recht op een deel van het ondernemingsvermogen, maar het geeft niet meer automatisch recht op een deel van de winst en op stemrecht.

 

Onderscheid en toch gelijkheid

In principe zijn alle houders van aandelen gelijk en kan alleen door het uitgeven van verschillende soorten aandelen onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten aandeelhouders. Het wordt mogelijk om winstrechtloze- of stemrechtloze aandelen te creëren mits dit in de statuten wordt opgenomen.

 

Minimumkapitaal is afgeschaft

Het vereiste van een wettelijk minimumkapitaal van 18.000,-  is komen te vervallen in het nieuwe BV-recht, omdat dit geen garantie biedt dat het gestorte vermogen daadwerkelijk beschikbaar blijft voor schuldeisers. Bovendien heeft de hoogte van het minimumkapitaal geen enkele samenhang met de aard en de omvang van de ondernemingsactiviteiten. Tevens is de eis vervallen dat een aandeelhouder tenminste 25% van de nominale waarde van zijn aandelen moet storten. De volledige nominale waarde van de aandelen behoeft pas gestort te worden wanneer de vennootschap deze opeist. In de statuten kan de vennootschap bepalen dat de plicht tot storting van het gehele nominale kapitaal voor een bepaalde tijd wordt uitgesteld en gedurende deze tijd kan het kapitaal niet opgeëist worden.

 

Blokkeringsregeling is optioneel

De beslotenheid van de vennootschap werd in het verleden beschermd en gehandhaafd door de blokkeringsregeling die de mogelijkheden tot overdracht van aandelen beperkt. Een blokkeringsregeling is een goedkeuringsregeling, waarbij de AVA (algemene vergadering van aandeelhouders) of een ander orgaan de overdracht moet goedkeuren, of een aanbiedingsregeling, waarbij de aandelen eerst aan alle medeaandeelhouders moeten worden aangeboden. Het uitgangspunt in het nieuwe BV-recht blijft, dat er een blokkeringsregeling geldt, maar hiervan kan in de statuten afgeweken worden door de bepaling op te nemen dat er geen blokkeringsregeling van toepassing is.

 

Algemene vergadering van aandeelhouders

Met betrekking tot de AVA zijn enkele regels versoepeld. De oproepingstermijn voor een algemene vergadering is verkort van 15 dagen naar 8 dagen. Verder mag de AVA ook buiten Nederland worden gehouden, mits dit statutair is vastgelegd en de vergadergerechtigden hiermee instemmen.

 

Meer verplichtingen en toch bescherming?

In het oude recht werd de minderheidsaandeelhouder onder andere beschermd door de bepaling dat aan een aandeelhouder niet tegen zijn wil enige verplichting boven de storting van het nominale bedrag van zijn aandeel kon worden opgelegd, ook niet door een wijziging van de statuten. Bij een extra verplichting kan het gaan om een storting van geld boven het nominale bedrag van het aandeel, maar ook om de verplichting een lening te verstrekken of producten of diensten te leveren aan de vennootschap. Onduidelijk is dan of het gaat om externe verplichtingen van de vennootschap of ook om verplichtingen tussen de aandeelhouders onderling. De nieuwe wettelijke regeling biedt aandeelhouders daarom de mogelijkheid om dergelijke aanvullende afspraken te maken en extra verplichtingen vast te leggen in de statuten. Het voordeel hiervan is dat de later toetredende aandeelhouders gebonden zijn aan de verplichtingen en deze verplichtingen kenbaar zijn voor derden via het Handelsregister.

 

Hoewel in het nieuwe recht het invoeren van verplichtingen voor aandeelhouders eenvoudiger is geworden, blijft de minderheidsaandeelhouder wel beschermd. Wanneer de statutenwijziging door het invoeren van een extra verplichting tot nadeel voor de minderheidsaandeelhouder leidt, is hij niet aan deze verplichting gebonden indien hij tegenstemt. De bescherming van een minderheidsaandeelhouder tegen het invoeren van verplichtingen geldt niet met betrekking tot een kwaliteitseis. Een kwaliteitseis houdt in dat de aandeelhouder een bepaalde kwaliteit of eigenschap moet bezitten, bijvoorbeeld dat hij tandarts moet zijn of lid moet zijn van een vereniging. Een dergelijke eis kan bij gewone meerderheid worden vastgelegd, ook tegen de wil van de minderheidsaandeelhouders.

 

Om de houders van stemrechtsloze aandelen niet helemaal vogelvrij te laten zijn, is in het nieuwe BV-recht opgenomen dat een besluit tot wijziging van de statuten, waarmee nadeel wordt toegebracht aan de rechten van houders van stemrechtloze aandelen, niet zonder hun toestemming kan worden genomen. In dit opzicht is de houder van een stemrechtloos aandeel dus beter beschermd tegen inbreuken op zijn rechten dan de minderheidsaandeelhouder.

 

Voorlopige uitkering en bestuurdersaansprakelijkheid

In het nieuwe BV-recht genieten de crediteuren meer bescherming. De bestuurders van een vennootschap dienen bij een uitkering te beoordelen of het eigen vermogen van de vennootschap groter is dan de wettelijk en statutair voorgeschreven reserves en of de vennootschap ook na het doen van uitkering nog zal kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Bij de beslissing tot uitkering dient men onder het nieuwe BV-recht dus niet alleen de vermogenspositie van de onderneming, maar ook haar financiële vooruitzichten mee te wegen. Indien de bestuurders instemmen met het besluit tot het doen van een uitkering aan de aandeelhouders, worden zij namelijk aansprakelijk voor het volledige uitgekeerde bedrag, wanneer later geoordeeld wordt dat zij wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien dat de uitkering in strijd zou komen met de wettelijke vereisten.

Wanneer de vennootschap binnen een jaar na het doen van de uitkering failliet gaat, moeten de aandeelhouders die de uitkering hebben ontvangen, terwijl zij wisten of behoorden te weten dat de onderneming hierdoor niet meer in staat zou zijn aan haar financiële verplichtingen te voldoen, de uitkering inclusief wettelijke rente terugbetalen aan de vennootschap. Er is dus feitelijk sprake van een voorlopige uitkering die pas definitief wordt na het verstrijken van een jaar na het doen van de uitkering.

 

Geschillenregeling

De huidige geschillenregeling bestond uit twee fasen. De eerste fase bestond uit de toewijzing van de vordering tot uitstoting of uittreding, waarna pas overgegaan kon worden naar de tweede fase, de benoeming van deskundigen door de rechter ter waardering van de aandelen. De aanvang van de tweede fase kon pas plaatsvinden, wanneer er geen rechtsmiddel meer open staat tegen de toewijzing van de uitstotings- of uittredingsvordering, het zogenaamde onherroepelijkheidsvereiste. Onder het nieuwe BV-recht  ist het onherroepelijkheidsvereiste vervallen en kan de rechter direct overgaan tot benoeming van deskundigen ter waardering van de aandelen. Dit bespaart tijd en kan schade voorkomen bestaande uit een waardedaling van aandelen.

 

Partijen kunnen, wanneer zij het onderling eens zijn over het uittreden van een of meer aandeelhouders, aan de rechter richtlijnen geven voor het bepalen van de waarde. Deze richtlijnen mogen afwijken van hetgeen in de statuten is bepaald over de waardering van de aandelen. Tevens is het niet meer nodig om zoals in het oude stelsel, ook nog de vordering tot uittreding aan de rechter voor te leggen, indien partijen overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot het uittreden.

Wij nemen contact
met u op


Advies?